Vader appelvink voert, moeder kijkt toe
Nog nooit waren we door zoveel groen omringd: het komt naar boven, groeit uit, schiet de hoogte in, vult de ruimte. Veel nieuwe aanplant is goed geworteld: van de droge periode heeft het geen zichtbare last gehad. Bloeiperioden met magnolia, witte en daarna paarse rhododendron en vlier hebben elkaar opgevolgd; waar vlierstruiken drie jaar geleden nauwelijks zichtbaar waren vormen ze bossen van zichzelf, in de bloei sterk geurend. We zien uit naar de geur van de linden! Eega kijkt haar ogen uit in het weiland, waar het stikstof lijkt af te nemen door jaarlijks maaien en afvoeren, de soorten toenemen en het duizendblad een verende ondergrond geeft. In al dat groen insecten en vlinders en vogels: op onverwachte plekken vinden we nesten, inmiddels leeg. In mijn uitzicht eten merels de bessen uit de mahonie.
Koekeloeren
Ineens zitten ze op de voederplank buiten mijn keuken: vader, moeder en kind appelvink, het appelvinkje al helemaal de forse bouw van de soort. Terwijl vader met zijn snavel kunstig een zaadje opent maakt het kind aandoenlijk met zijn lijfje op zijn pootjes kleine rondjes, maar als het zaadje klaar is vraagt hij eten met trillende vleugeltjes zoals alle vogeltjes. Als vader en moeder wegvliegen eet het appelvinkje door: een zaadje openen kan hij best zelf, net als die twintigers die nog thuis wonen. Met volle buik blijft hij zitten koekeloeren, jong in het leven.
Zijn het in de winter vooral de tientallen koolmezen die af en aan vliegen en zaadje voor zaadje meenemen om elders open te maken, in de loop van het voorjaar vinden die koolmezen kennelijk ander voedsel en nu zijn het grote bonte spechten, appelvinken en groenlingen die elkaar afwisselen, in die volgorde, naar grootte. In het voederrondje ’s ochtends schotel ik de eekhoorns zaden, noten en stukjes appel voor, waarvan ze de schil netjes laten liggen. Ik onderhoud diverse veilige waterbakjes: hoog genoeg om buiten bereik van Poes te blijven. Dacht ik.
Hinkepinken
Eén jong appelvinkje kwam alleen en zakte rechts door zijn pootje. Op de plank zat hij rustig te eten en hij kon ook wegvliegen, maar kwam hij terug, dan hinkepinkte hij op de plank. ’s Ochtends zat hij in zijn eentje al vroeg te wachten op mijn rondje: dan maakte hij even voor mij plaats maar al gauw zat hij ijverig te eten. Was hij, omdat hij geblesseerd was, door zijn ouders in de steek gelaten? Kon hij met een mank pootje overleven?
We zullen het niet weten, want op een kwaaie dag kwam Poes met mij de keuken uit en zag ze het appelvinkje zitten. Dat ging weg en Poes ging weg maar aan het eind van het rondje had ik sterk de indruk dat Poes het vinkje had gevangen, met ruw verstoord eten op de plank en Poes onder de struiken. We hebben het arme vogeltje niet meer teruggezien. De eetplank heb ik vastgemaakt op een veel hogere paal waar Poes zeker niet op kan springen, al zit ze er nog gespannen onder te loeren.
Apegapen
Veel jong leven om ons heen, ook van de hazen. Hoe dat zo kwam heb ik gezien in het weiland: eerst twee mannetjes die opgewonden om het toekijkende vrouwtje dongen, toen mannetje en vrouwtje die elkaar in de lage avondzon in alle rust keer op keer opzochten, toen een tijdje niks en bij ons de angst dat Poes jonkies zou vinden in hun leger, en op een mooie avond twee jonge maar niet meer zo kleine hazen samen in het weiland. Het heeft gewerkt! ’s Avonds horen we nog lang vogels zingen, heel pregnant de zanglijster. De kipjes zijn dan al uren op stok in hun hok, goed dicht tegen vossen.
Egel Lea leek een nest te gaan bouwen in het aangeboden huisje maar ze heeft kennelijk een rustiger plek opgezocht. Een egel die al uren vastzit in het hek en mogelijk vliegeneitjes in de huid heeft, een egel die op apegapen ligt of wankel loopt, een egel die zomaar overdag langs de weg loopt: ze hebben hulp nodig. De egelopvang in Roosendaal vangt niet alleen egels op en lapt ze als het meezit op, maar zet ze ook weer uit en heeft ons terrein ontdekt als bijzonder gastvrij voor die mooie beestjes. Inmiddels zijn er hier zeven uitgezet, vier mannetjes en drie vrouwtjes.
Badderen
Molshopen duiden op molsactiviteit en dat is goed. We hebben er heel veel van. Molshopen zijn fijn voor Poes, die dat losse zand graag gebruikt om erin te graven voor een plasje of, dieper, een poepje, liefst als wij erbij zijn want dit is voor haar een sociale activiteit. En ze zijn fijn voor de kipjes, die overal los zand hebben om zich in te graven en zich er genotsvol onder te bedelven. In het weiland strooit eega bloemzaden op de molshopen, ze zijn echt overal goed voor.
Zo wordt het langzaam zomer en verlangen wij naar het moment dat het weer regent. Het is een piepklein stukje aarde hier, maar zelfs daar maakt het merkbaar uit: rust creëren, ruimte geven, schuilplaatsen maken, heggen planten, materiaal laten liggen, voedsel het hele jaar door bieden in de beplanting, alles van nature op elkaar in laten spelen. Als het om ons heen gonst en zoemt, als de vogels zingen van de vroege ochtend tot de late avond, als we soorten en aantallen zien toenemen, dan voelt dat als de ware rijkdom. De natuur, alles wat groeit en kruipt en eet en drinkt en baddert en vliegt, het heeft er recht op.
コメント