
Onder de grote rode beuk
‘Tree… oh, tree… I am sorry… I am so sorry… but it will heal… it will heal fine…’ zegt Klausner, als hij de bijl heeft gezet in een beuk: diens reactie heeft een beangstigende, ‘toneless, throatless quality’. De geluiden van gepijnigde bomen en planten die hij met een zelfgemaakte Sound Machine hoorbaar maakt shockeren hem en hij huivert bij de gedachte hoe koren maaien moet klinken: vijfÂhonderd stelen per seÂconÂde, elke seconde… Hoe weet u, houdt hij zijn buurvrouw voor, dat een rozenstruik niet net zoÂveel pijn voelt bij het snijden van een roos als u als uw hand wordt afgeknipt met een snoeiÂschaar? ‘How do you know that? It’s alive, isn’t it?’
Roald Dahl schreef het verhaal, aangeÂduid als science fiction, in 1949[1]; rond 1980 las ik het als een buitenbeentje in zijn werk (ik huiverde meer bij het klieÂven van het verwaarloosde Chippendale kastje). TerugÂkijÂkend lijkt Dahl vooruit te wijzen naar kennis en inÂzichÂten die nog moesten komen (en die nog geen gemeengoed zijn).
Bezielde natuur
Had Klausner een apparaat nodig om ze te horen, bomen zijn sociale wezens en helpen soortgenoten en ze commuÂniÂceren op diverse manieren, schrijft bosÂwachter Peter Wohlleben[2]. Met waarschuÂwingsÂÂgasÂsen zetÂten ze soortgenoten ertoe aan, afweerÂstoffen te maken voor bladeters en ze gebruiÂken ook chemiÂsche en electrische signalen (en ja, zie Dahl: volgens sommigen zelfs akoestische sigÂnalen). Met lokstoffen roepen ze de hulp in van insecteneters tegen schadelijke inÂsecten; zwakke soortÂgenoten spelen ze via de worÂtels suikers toe en waarÂschuwen ze voor gevaÂren.
Schimmels in de boÂdem verÂbinÂden als de glasvezelleidingen van het internet (‘wood-wide-web’): één schimÂmel kan zich in de loop van eeuwen over een paar vierkante kilometer uitÂbreiden en zelfs hele bosÂsen verÂbinden. Het merenÂÂdeel van de bomen in zijn bos in Hümmel (D) zou tegen de verwachte Spaanse klimaatomstanÂdigÂheden kunnen, als het bos niet door houtkap in zijn sociale structuur wordt gestoord en zijn miÂcroÂÂÂklimaat zelf kan blijven regelen. Maar we halen meer uit het ecosysteem bos dan we nodig hebÂben en brengen bomen, net als dieren, onnodig leed toe.
Inleven in bomen
Eigenlijk is het een bloedbad, schrijft Wohlleben. Wordt de kroon gesnoeid, dan verhongert een groot deel van de wortels en dringen schimmels binnen. Na tientallen jaren verÂzwakt de boom en zaagt de beheerder voor de veiligheid van mensen verder, nieuwe wonden makend. Dieren voelen in veel opzichÂten hetzelfde als mensen[3] maar ook de grenzen tussen planten en dieren zijn willeÂkeurig. Bomen zijn erg langzaam: daardoor kunnen we ons moeilijk in ze inleven.
Bioloog en wetenschapsÂredacteur Marcel aan de Brugh doet een bewuste poÂging[4] en merkt dat hij zijn wijk, huizen met boÂmen ertusÂsen, gaat zien als bos met hier en daar een huis, het niet-menselijke is het kader geworden. Door geÂdulÂdig te kijken komt de eik bij zijn huis hem nader tot het hart en ontÂwikkelt hij ook medeÂleven met de muisjes die in zijn keuÂkenÂla worden geboren. De relatie tussen mensen en niet-menseÂlijÂke wezens verandert, vertelt antropoloog Anke Tonnaer hem, maar denken in termen van een beÂzielÂde naÂtuur is in onze cultuur een taboe.
Grondiger omdenken
Marcel aan de Brugh ging de eik, zij het wat besmuikt, groeten. ´Ik voel duidelijk voor ´m. Ik geloof niet dat ik het al vriendschap kan noemen. Maar wie weet.´ Iets verÂgeÂlijkbaars beleef ik met onze kipjes: ik ontdek hun individualiteit, voel me verbonden en word onderdeel van een groter geheel[5]. Het is een onÂverÂÂwachte en huiveringwekkende fantasie, het verhaal van Dahl over lijdende planten en bomen, maar science fiction speelt met alterÂnatieve werelden, stelt filosoof Fred Keijzer, en maakt de veranÂderenÂde plaats van de mens in een veranderende wereld zichtbaar[6].
We praten over tien, twintig jaar over bomen zoals we nu doen over dieren en dierenwelzijn, voorspelt Wohlleben. ‘Als we weten wat planten allemaal kunnen en we erkend hebben dat ze een gevoelsÂleven en bepaalÂde behoeften hebÂben, dan moet ook onze omgang met planten stap voor stap veranderen.’
Bescheidenheid en afblijven
Mensen gaan bomen graag te lijf met snoeien, Âknotten, kandelaberen, beperken in hun naÂtuurÂÂlijke uitgroei, ringen van hun bast om langzaam te sterven en meedogenloos kappen. Bossen worÂden ‘verÂjongd’ en rigouÂreus aangepast aan de nieuwste doctrine, overspoeld door wandelaars in tijden van lockdown, uitgeÂdund door bosbeheerders die geld moeten verdieÂnen en kaalgemaakt als we gaan bouwen. Bomen worden kortgeÂhouÂden waar we wonen: geen ruimte, geen sociaal leven en onvoldoende water en lucht.
Rond ons kleine landgoed ronken de kettingÂzagen: daar kunnen de bomen die wij dapper planten niet tegenÂop. Omdenken moeten we, wordt ons voorgehouden, vanwege opwarÂming, digitaÂlisering, disruptie en nieuwe grootmachten, de wereld verandert en wij ook. Maar wat ons raakt in wat we zijn vergt grondiger omdenken, zoals we zien in de eik in de tuin, de beuk waar we onder zitten, de bomen in het bos. Kijken, durven toelaten en op ons in laten werken brengt het besef dat bescheidenheid en afblijven past bij de plek die ons in de wereld toekomt.
(Baarle-Nassau 9 januari 2022)
[1] Roald Dahl: The Sound Machine, in: Someone like you, Harmondsworth 1978 [2] Peter Wohlleben: Het verborgen leven van bomen. (Das geheime Leben der Bäume, vertaling Bonella van Beusekom) Amsterdam 2016. Zie voor mijn samenvatting https://www.boekenzijnvannu.org/post/zijn-we-bang-dat-we-bomen-met-meer-respect-moeten-behandelen-als-we-ontdekken-hoezeer-ze-op-dieren [3] Zie https://www.boekenzijnvannu.org/post/8-opgesloten-onze-schaamte-straks [4] Marcel aan de Brugh: Hoe zou het zijn om hier dag in dag uit te staan. NRC 24 december 2021 [5] Zie bijvoorbeeld https://www.boekenzijnvannu.org/post/15-onderdeel-van-een-groter-geheel [6] Fred Keijzer: Filosofie van de toekomst. Over nut en noodzaak van sciencefiction. Rotterdam 2010